Dagboek van een strafpleiter - leesfragment

Dagboek van een strafpleiter - leesfragment

17/05/2024

Weinig beroepen spreken zo tot de verbeelding als dat van een strafpleiter, en weinig strafpleiters kunnen hun dagelijkse belevenissen zo sappig navertellen als de Kempense 'leading lady' Romy Geysen. Ondertussen 15 jaar werkt ze als een van de weinige vrouwen in het strafrecht, waar ze niet alleen haar cliënten, maar ook zichzelf soms stevig moet verdedigen tegen de clichébeelden.

Lees hier alvast het eerste hoofdstuk van Dagboek van een strafpleiter!

 

Stevig klem ik mijn handen om het stuur en duw ik ertegen, alsof daardoor mijn wagen sneller vooruit zou gaan. Integendeel. Het verkeer staat nog steeds stil, dus mijn wagen en daarin ik doen dat ook. Voor de zoveelste keer kijk ik naar het uur en prijs ik me gelukkig dat ik op tijd vertrokken ben, met dat drukke verkeer in het achterhoofd. Ik haat het om te moeten stressen en ergens te laat aan te komen. Wanneer ik eindelijk de parking van het ziekenhuis oprijd, heb ik nog twintig minuten op overschot. ‘Goedemorgen, mijn naam is Romy Geysen’, zeg ik vriendelijk tegen de dame aan het onthaal. ‘Ik heb een afspraak op de afdeling Pathologie.’ ‘U mag de pijlen “Mortuarium” volgen naar de benedenverdieping. Daar komt u uit bij de afdeling Pathologie.’ ‘Dank u wel’, zeg ik en ik volg de pijltjes tot waar ik moet zijn. Voor de inkomdeur van de afdeling aarzel ik even. Pas nu besef ik wat ik hier kom doen. Wat ik hier zal zien. Onzeker open ik de deur.

‘Goedemorgen.’ De assistent van de wetsdokter verwelkomt me met de glimlach. ‘Kom maar binnen, daar staat al een stoel voor je klaar.’ Tegen de muur staat inderdaad één stoel. ‘De dokter komt er zo aan, dan wachten we enkel nog op de fotograaf.’ ‘Dank je wel’, zeg ik. Ik stap naar mijn stoel en zet me alvast neer. Vanuit die positie kan ik de hele ruimte zien: de ruimte waar de tafel straks komt te staan, de nodige toestellen, het materiaal dat ligt te blinken op een schoteltje. Het is duidelijk dat ik op het plekje zit voor bezoekers, voor mensen die het niet gewoon zijn om hier mee te kijken. Ik zit te ver om details te zien, maar dicht genoeg om dadelijk alles te kunnen volgen. Mijn nervositeit stijgt, ik ben onder de indruk. Nu al. Tot hiertoe heb ik enkel een verslag van een wetsdokter gelezen en foto’s van een lijkschouwing bekeken in een dossier. Het echte werk is nieuw voor mij.

Toen de onderzoeksrechter mij gisteren vroeg of ik interesse had om een autopsie bij te wonen, antwoordde ik meteen volmondig ‘ja’. Heel graag, zelfs. Ik zit in mijn eerste masterjaar rechten aan de universiteit en tijdens een tiendaagse stage krijg ik de kans om wat voeling te krijgen met de praktijk. Een stage in het kabinet van de onderzoeksrechter stond bovenaan mijn wishlist en ik heb geluk: ik mag die tien dagen meekijken over de schouders van een rechter die dagelijks de leiding heeft over een gerechtelijk onderzoek.

‘Hi, hi!’ De wetsdokter komt binnen en begroet ons vriendelijk. Zijn opgewektheid verbaast me even, gezien de omstandigheden. Al zijn deze omstandigheden natuurlijk zijn job. Ik sta op en stap meteen naar hem toe met een uitgestoken hand. ‘Aangenaam, ik ben Romy Geysen. Bedankt alvast dat ik uw werkzaamheden mag volgen.’ ‘Welkom!’ lacht de man terwijl hij me de hand schudt. ‘Ga maar zitten. We vliegen er meteen in!’ Nog voor ik weer op mijn stoel zit, komt ook de fotograaf binnen. ‘Laat me nog even een muziekje opzetten’, zegt de dokter. Ik glimlach en kan wat nervositeit van me afschudden. Voor de dokter en zijn team is dit dagelijkse kost, zij komen constant in aanraking met de dood en beschouwen dit als een technisch onderzoek. Dat stelt me enigszins gerust.

De assistent verschijnt in de deuropening van de kamer naast ons en duwt een metalen tafel op wielen voor zich uit. Op de tafel ligt een lijkzak. Het valt me meteen op dat die lijkzak zeer klein is. De tafel wordt in positie gerold en de assistent opent in een vlotte beweging de ritssluiting. De dokter neemt zijn dictafoon erbij en begint te dicteren.

‘Vrijdag 20 maart 2009, 9.30 uur. Naam patiënt: Fien. Geboortedatum: 29/11/2008.’ Wanneer de dokter klaar is met dicteren, is het lichaampje van een baby te zien in de lijkzak. Ik herhaal de data die ik net gehoord heb in mijn hoofd. Dat baby’tje is slechts vier maanden oud. Stokstijf blijf ik zitten op mijn stoel. De dokter gaat verder. ‘Volgens de kinderarts en voorgaande meldingen aan de politie waren er verdachte omstandigheden en moet de doodsoorzaak onderzocht worden. Er is een vermoeden van shakenbabysyndroom, waarbij het kind in die mate door elkaar geschud is dat de opgelopen hersenschade in dit geval eventueel tot de dood heeft geleid. Er is meermaals intrafamiliaal geweld vastgesteld en er is een vermoeden dat de moeder Fien opzettelijk verwond zou hebben. Met een duidelijk gevolg.’

Ik schraap mijn keel en observeer alles van een afstand. De assistent doet op de automatische piloot zijn werk, terwijl de wetsdokter zijn opdracht dicteert. Onderzoek van dit sluit dat uit, onderzoek van dat sluit dit uit. De zaken die uitgesloten kunnen worden, worden meteen uitgesloten. De zaken die verdacht lijken, moeten dan weer aantoonbaar zijn op basis van letsels. De autopsie van Fien is in dit onderzoek zo een cruciaal element, alles staat of valt hiermee. Het hele lichaam wordt onderzocht en aandachtig volg ik elke handeling, elke instructie, elk besluit. Af en toe moet de fotograaf een foto nemen. Het lijkt allemaal zo onwezenlijk, maar tegelijk weet ik dat het wel degelijk een confrontatie met de harde realiteit is. Ik maak net zoals de anderen de klik en probeer het te zien als wat het is: een autopsie. Een technisch onderzoek. En een opportuniteit, want als studente in de rechten ben ik helemaal gebeten door het strafrecht.

Ik merk dat mijn nervositeit weg is, ik voel me niet eens meer ongemakkelijk. Ik wil nu gewoon weten wat er gebeurd is met Fien, net zoals iedereen hier. Uiteindelijk richt de dokter zich weer tot zijn dictafoon. ‘Onderzoek wijst op geen enkel element om te spreken van het shakenbabysyndroom. Fien is door een natuurlijke dood om het
leven gekomen. We kunnen besluiten met een typisch geval van wiegendood. De genomen stalen van onder andere het bloed en de maaginhoud worden uiteraard nog verder onderzocht, deze resultaten zullen in het verslag opgenomen worden.’ Hij drukt de stopknop in van zijn dictafoon en vervolgt tegen niemand in het bijzonder: ‘Al zou het mij verbazen als daar nog iets vreemds of verdachts uit de bus zou komen.’

Het dictafoontje verdwijnt in de zak van zijn doktersjas en snel trekt hij zijn handschoenen uit om die in de vuilnisbak te gooien. ‘Ik ga naar mijn kantoor. Heren, bedankt. Juffrouw, u mag gerust nog even hier blijven bij mijn assistent.’ ‘Dank u’, zeg ik snel en ik haast me van mijn stoel om hem nog snel de hand te schudden. Samen met de dokter vertrekt ook de fotograaf, zodat ik achterblijf met de assistent.

‘Nu moet ik alles mooi recupereren’, legt hij uit. Zijn blik is gericht op Fien. Op dat kleine, levenloze lichaampje dat er na het onderzoek helemaal gehavend uitziet. ‘Het kindje moet worden begraven en we willen wel dat het er allemaal nog waardig uitziet natuurlijk.’ Die woorden hakken erin bij mij. De autopsie kon ik dan wel beschouwen
als een technisch gegeven en een belangrijk onderzoek dat gevoerd moet worden, maar dit. Het feit dat Fien begraven moet worden… Dat ze er ‘waardig’ moet uitzien. Dat maakt het allemaal weer heel erg menselijk. Een kind is gestorven. Een moeder werd verdacht als dader. Onterecht, zo blijkt nu. Maar om haar onschuld te bewijzen, heeft ze wel haar baby gedwongen moeten afstaan voor een gerechtelijk onderzoek. Een drama, ook al was het in haar eigen belang.

Ik kan er maar geen vat op krijgen: die moeder moet zich ontzettend verscheurd voelen. Het is nu al zeker dat ik dit straks moet laten bezinken. Maar het is ook zeker dat ik hier op mijn plaats zit, dat ik na mijn studies als advocate wil werken in deze wereld. Net zoals ik dat al wilde toen ik kind was. ‘Gaat het?’ De assistent kijkt vragend op in mijn richting. Het moet hem opgevallen zijn dat ik in gedachten verzonken ben. ‘Ja, hoor.’ Ik herpak me. Ik observeer alle handelingen die hij uitvoert en ben ook daardoor enorm geïntrigeerd. Fiens lichaampje wordt in ere hersteld, van het onderzoek is niets meer te zien. Ze ziet er… waardig uit.

 

Verder lezen?

Dagboek van een strafpleiter - Romy Geysen

Al net zo verslavend als de vorige boeken in de dagboekreeks, maak je in Romy's verhalen kennis met een diverse stoet aan cliënten en hun vele kleinmenselijke kantjes. Van pechvogels die op onfortuinlijke wijze in aanraking kwamen met de criminaliteit, tot doorwinterde beroepscriminelen die politie en justitie graag in het harnas jagen. Tussendoor laat Romy ons ook binnen in haar eigen gedachten en zien we haar groeien van een jong, bij momenten naïef groentje tot een zelfverzekerde strafpleiter.