Wetstraatjournalist en auteur Hugo de Ridder overleden

Wetstraatjournalist en auteur Hugo de Ridder overleden

21/10/2018

‘De samenwerking met Hugo de Ridder heb ik altijd als zeer bijzonder en inspirerend ervaren. Hij werkte zeer intens aan zijn research en aan het schrijven, en verwachtte van de medewerkers op de uitgeverij – terecht – dezelfde focus en betrokkenheid. Tijdens de eenzaamheid van het uitschrijven van zijn boek kwam hij daarom regelmatig naar de uitgeverij om te bespreken en te vertellen waar hij mee bezig was.’ – Lieven Sercu, Algemeen directeur Uitgeverij Lannoo

Hugo de Ridder publiceerde in 1971 zijn eerste boek, Waar is nu mijn mooie boomgaard? Het was ook zijn eerste samenwerking met Uitgeverij Lannoo: hij publiceerde het boek samen met zijn toenmalige collega Frans Verleyen – ze waren op dat moment beiden actief op de politieke redactie van De Standaard. Ze brachten samen tien portretten van een aantal politici. Daarna volgden een reeks andere politieke boeken bij andere uitgevers. 

Een vernieuwde samenwerking met Hugo begon in 1991 toen Lannoo hem contacteerde met de vraag of hij wilde meewerken aan een biografie van Wilfried Martens. Wij hadden op dat moment een boek op tafel liggen dat een Duitse uitgever over Richard von Weiszacker had gepubliceerd en waarin diverse getuigenissen van en over de hoofdfiguur waren samengebracht. Hugo was enthousiast over het plan om een boek over Wilfried Martens te maken, maar was kordaat: hij wilde geen dergelijke caleidoscopisch boek maken, maar zelf, op zijn eigen manier, een portret van de toenmalige eerste minister schrijven. Op dezelfde manier zoals hij in 1982 De keien van de Wetstraat had geschreven wilde hij niet alleen de mens en de politicus Martens portretteren, maar wilde hij hem ook in de veel bredere context van de naoorlogse Belgische geschiedenis en van de Wetstraatpolitiek schetsen. Op de uitgeverij waren we vanzelfsprekend enthousiast. Een dergelijke benadering tilde het boek naar een hoger niveau of zou ongetwijfeld nog meer lezers kunnen aanspreken. 

De samenwerking rond dit boek was typerend voor de manier waarop ook de volgende Wetstraatboeken werden gerealiseerd die Lannoo op de markt heeft gebracht. Hij contacteerde iedereen die hij nodig achtte voor zijn research. Het buitengewone was dat hij er als niemand anders in slaagde om iedereen ook te overtuigen, zelfs diegenen die in normale omstandigheden nooit zouden hebben meegewerkt. Hij deed dit op vernuftige wijze, o.a. door te suggereren dat ook anderen (opponenten, of bronnen die de betrokkene in een verkeerd daglicht zouden kunnen stellen) al zouden meewerken. Op dezelfde manier verliepen ook de interviews met zijn bronnen. Hij was ook tijdens zijn jarenlange ervaring als Wetstraatjournalist bijzonder goed geïnformeerd en slaagde er als niemand anders in om diverse stukken van een puzzel op tafel te leggen om op die manier aan zijn bron de suggestie te wekken dat hij veel meer wist dan eigenlijk het geval was. Bijna steeds leverde hem dit veel extra en nieuwe informatie op.

Ook het feit dat hij dicht bij de politici stond en er ronduit voor uitkwam dat hij ook een participerende observator was, hielp hem om informatie boven te spitten die niemand anders bezat. Dat hij dicht bij politici stond belette hem niet om zeer open, en vaak ook kritisch te schrijven. Hugo genoot van deze manier van werken en stelde het op prijs om zeer regelmatig de evolutie te bespreken. 
Omtrent Wilfried Martens werd, net zoals de Franse vertaling Le cas Martens, die tegelijk verschenen was bij Ed. Duculot, onmiddellijk een zeer groot succes en stond wekenlang nummer 1 in de bestsellerlijsten. 

Als journalist had hij goed zicht op de scoops die hij elke keer wist te vinden tijdens zijn research, en die hij in de dagen voor de verschijning van het boek onder de aandacht van zijn collega-Westraatjournalisten wist te brengen. Op die manier is hij er meerdere keren in geslaagd om op de avond van de boekvoorstelling al het hoofdpunt van het journaal op radio en televisie in te palmen. Hugo was niet alleen een briljant journalist, maar ook een prima marketeer.

Zowel voor Hugo als voor de uitgeverij was de samenwerking rond Omtrent Wilfried Martens dus een zeer groot succes. In de daarop volgende 25 jaar hebben wij op zeer regelmatige basis samengewerkt en volgden nog 11 boeken, waaronder diverse Wetstraattitels (waaronder bv De strijd om de zestien en, Jean-Luc Dehaene. Mét commentaar) maar ook meerdere boeken waarin Hugo een nieuw genre bedreef dat een cross over vormde tussen non-fictie en fictie. Het liet hem toe om op een verhalende wijze boeken te schrijven die hij niet op zijn normale, journalistieke wijze kon realiseren. Zo vond hij dat hij in Het ultieme transfer op een veel vrijere manier, en op een manier die meer impact kon hebben op de lezer, schreef over een probleem dat hem zeer bezighield, nl. het levenseinde of ook de maatschappelijke kost van het in stand houden van het leven. Zo schreef hij bijvoorbeeld ook Mont Ducal, een boek dat hij een biografictie noemde en waarin hij, geholpen door schuilnamen en een gefingeerde omgeving, veel informatie over de politiek kwijt kon waarvan hij wist (en vond) dat deze niet aan bod kon komen in zijn journalistieke boeken. 

De samenwerking met Hugo de Ridder heb ik altijd als zeer bijzonder en inspirerend ervaren. Hij werkte zeer intens aan zijn research en aan het schrijven, en verwachtte van de medewerkers op de uitgeverij – terecht – dezelfde focus en betrokkenheid. Tijdens de eenzaamheid van het uitschrijven van zijn boek kwam hij regelmatig naar de uitgeverij om te bespreken en te vertellen waar hij mee bezig was. 
Omdat de boeken van Hugo vaak in september verschenen, kort voor de start van het nieuwe politieke jaar (een moment waarop het in de Wetstraat windstil was en er dus nood was aan nieuwe informatie…) was Hugo de Ridder jarenlang een vertrouwd figuur op de Antwerpse boekenbeurs. Hij vond het erg belangrijk om op die plek, zo dicht bij zijn woning op Linkeroever, zijn boeken te signeren, zijn lezers maar ook politici te kunnen ontmoeten, en ook om de talloze mensen de hand te kunnen drukken die hem op zijn ontelbare lezingen voor het Davidsfonds en andere organisaties in Vlaanderen hadden beluisterd en ontmoet.
Nadat hij zijn belangrijkste eigen boeken had gepubliceerd is Hugo de Ridder nog zeer betrokken geweest bij de research voor de memoires van Wilfried Martens en Jean-Luc Dehaene. Zijn enorme kennis en zijn persoonlijk archief waren bij het schrijven van deze memoires voor de auteurs zonder twijfel cruciaal.

In 2012 publiceerde de Ridder Brief aan mijn kleinkinderen. Met een bloemlezing van ‘30 jaar jonge teksten’.

Brief aan mijn kleinkinderen: De overvraagde generatie. Met een bloemlezing van 30 jaar jonge teksten

Hugo De Ridder

Politiek, sociaal én economisch zitten we in een diepe crisis. Hoe kan de jonge generatie deze situatie ombuigen in een succesverhaal?

Hugo De Ridder, éminence grise uit de politieke journalistiek, richt zich tot de generatie van zijn klein- en achterkleinkinderen. Er wordt te veel gevraagd van de huidige generatie, vindt hij, maar toch spoort hij hen aan zich niet te laten verlammen door vrees. Door onze roekeloze schuldopbouw en snelle vergrijzing dreigt de generatie van twintigers en dertigers het kind van de rekening te worden. Voor jonge mensen is het echter moeilijk om maatschappelijke situaties te doorgronden zonder precieze kennis van het recente verleden. Daarom schreef Hugo De Ridder ze een brief met een bloemlezing teksten uit al zijn boeken van de voorbije dertig jaar. Een confronterende selectie van teksten die vaak zo voorspellend bleken te zijn.

 

€19,99 | Meer info